Tag archieven: eindtoets

Mijn schooladvies: geen onnodige toetsdruk  

Dit schooljaar doen alle groep 8 kinderen de Doorstroomtoets. Deze toets is de vervanger van de Eindtoets en wordt niet in april maar in februari afgenomen. Doel is om enerzijds alle gegevens te hebben voordat een definitief schooladvies gegeven wordt. En daarnaast om duidelijk te maken dat het hier geen eindstation betreft maar een ‘meetmoment’, waarna doorstromen altijd mogelijk is. Mede het vegroten van de kansengelijkheid ligt hieraan ten grondslag.  

Je kunt je vraagtekens hebben bij het verplicht toetsen van alle kinderen. Maar als we dat even buiten beschouwing laten, lijkt het een goede verandering dat deze toets naar voren is gehaald. De afgelopen jaren waren de schooladviezen gegeven en de kinderen bij hun scholen aangemeld, waarna ze tóch nog een Eindtoets moesten maken en het schooladvies kon worden bijgesteld. Dat werd dan een ‘heroverweging’ genoemd. Zeer onhandig omdat bij aanpassing van een advies de aanmelding en soms ook de schoolkeuze weer veranderde. Het is dus prettiger om álle gegevens te hebben voordat een schooladvies gegeven wordt.  

Jammer genoeg is het niet bij deze verandering gebleven. Scholen zijn nu ook verplicht een voorlopig advies in januari in groep 8 te geven, zes weken voordat de Doorstroomtoets plaatsvindt. Dat betekent dat een leerkracht in januari 25 gesprekken voert over het voorlopig advies, en een paar weken later in maart wéér 25 gesprekken over het definitieve schooladvies. Niet alleen levert dat onnodig veel gesprekken op, het is ook de oorzaak van een extra druk op de Doorstroomtoets. In zes weken tijd kun je van een kind niet verwachten zich dusdanig te ontwikkelen dat een schooladvies wordt aangepast. Het enige dat dus nog van invloed kan zijn is de Doorstroomtoets. En juist dát zorgt voor een ongewenste en onnodige toetsdruk. 

Mijn oplossing? Zorg dat kinderen en ouders tijdig worden meegenomen in het adviestraject. Geef eind groep 7 een denkrichting mee (noem het desnoods een voorlopig schooladvies) en bespreek dit ook begin groep 8. Een advies op basis van oa observaties, ontwikkelpunten en schoolresultaten. Om vervolgens na de Doorstroomtoets te komen tot een definitief schooladvies.   

Overigens, het aanpassen van een toetsnaam betekent nog niet dat ‘doorstromen’ in de praktijk ook mogelijk is. Daar is ons onderwijssysteem helaas nog niet helemaal op berekend. En onze ‘prestatiemaatschappij’ ook niet.

Maar goed, in de politiek wordt al té vaak té lang gepraat. Laten we het eens klein, en daardoor goed haalbaar houden. Aan de slag! 

Wie staat er dan wel op?

De afgelopen jaren heb ik regelmatig tegen de verplichte eindtoets gestreden. Niet zozeer tegen de toets zelf, maar wel tegen de rol die de toets had bij de advisering in groep 8. In mijn ogen zijn scholen prima in staat tot een passend advies te komen zonder deze momentopname. 

Inmiddels heb ik geleerd en gezien dat dit niet overal zo gemakkelijk is. Uit diverse onderzoeken blijkt dat té veel kinderen té vaak een té laag schooladvies krijgen. Bijvoorbeeld vanwege het opleidingsniveau van de ouders. Dat is de één van de hoofdredenen waarom minister van onderwijs Arie Slob de verplichte Eindtoets wil behouden. 

Volgens mij wordt hiermee een enorme denkfout gemaakt. De Eindtoets vergroot juist voor een deel de kansenongelijkheid. 

Ik zie steeds meer leerkrachten eigen bedrijfjes beginnen om kinderen te ‘helpen’ in de voorbereiding voor de Eindtoets. Omdat, zo zeggen zij, kinderen wat meer zelfvertrouwen nodig hebben of door deze interventie een hogere score kunnen behalen. Wat is het gevolg: kinderen van welgestelde ouders volgen deze bijles. Maar de kinderen voor wie het echt belangrijk is, die hoeven niet bij deze ‘leerkrachten’ aan te kloppen. Dat draait in mijn ogen niet om onderwijs, maar om winstbejag. Enerzijds verwerpelijk. Aan de andere kant, als je als basisschoolleerkracht ziet dat er in het voortgezet onderwijs veel meer wordt verdiend kun je er wel een voorstelling bij maken. 

Als dit kabinet echt iets wil doen aan de kansenongelijkheid, dan zou het zich er niet zo gemakkelijk van af moeten maken met eenvoudige middelen zoals een toets. Het zou de oorzaken moeten analyseren en aanpakken.  Een voorzet:

Zorg voor voldoende middelen en goed opgeleide leerkrachten. Dicht de salariskloof tussen PO en VO. Zorg voor betaalbare voor- en naschoolse educatie, betaalbaar voor iedereen. Richt het voortgezet onderwijs dusdanig in dat kinderen zich mogen ontwikkelen. In plaats van een onmogelijk klassikaal systeem met bijna tien verschillende onderwijsniveaus.

Maar het gaat verder dan onderwijs: denk maar aan betaalbare woningen in wijken met diversiteit, waardoor je de steeds groter wordende tweedeling tussen arm en rijk echt tegengaat. De afgelopen jaren is deze tweedeling alleen maar groter geworden. En daarmee ook de kansenongelijkheid. 

We hebben allemaal ervaren hoe belangrijk onderwijs is. Iedereen wil graag dat de scholen weer opengaan. Maar het wordt wederom te gemakkelijk gemaakt door dit te gebruiken als goedmakertje in verkiezingstijd. 

Welke politicus komt er nu eens met een echte visie? Mark Rutte zal het niet zijn. Hij zei nog niet zo lang geleden: ‘Visie is als een olifant die het zicht belemmert.’ Dat is de afgelopen periode in meerdere opzichten pijnlijk duidelijk geworden. Maar wie staat er dan wel op? Dat is de grote vraag. 

Voetstuk in plaats van flipperkast..

Leerkrachten op de basisschool moeten zich soms net bondscoach van het Nederlands elftal voelen. Ze zijn een bepalende schakel in het succes van een team (lees: klas) en er zijn 16 miljoen anderen die ófwel beter denken te weten hoe ze hun werk moeten uitvoeren, ofwel commentaar hebben op de manier waarop ze dat doen. Of het nou op verjaardagen ter sprake komt, in de krant staat of op televisie onderwerp van gesprek is: iedereen heeft een mening over het onderwijs. En dan heb ik het niet alleen over de kinderen, ouders en collega’s.

Is dit erg? Natuurlijk niet. Discussie voeren over een fantastisch vak is geen straf. Het houdt de leerkracht scherp. Het houdt het onderwijs scherp. Want meegaan in vernieuwingen is noodzakelijk als je met kinderen werkt. Zij groeien immers op in een steeds veranderende omgeving.

Maar laten we in hemelsnaam eens een einde maken aan de ‘flipperkast-politiek’ waarmee het onderwijs steeds te maken krijgt. Een voorbeeld:

Twee jaar geleden moest de eindtoets worden afgeschaft. Want het zou toch absurd zijn dat één toetsmoment de toekomst van een kind bepaalt terwijl de basisschool acht jaar lang ervaring en kennis heeft opgebouwd. Sinds afgelopen jaar is het professionele schooladvies eindelijk doorslaggevend. Nu kan de school eindelijk kiezen uit drie eindtoetsen en heeft deze toets in positieve gevallen een corrigerende werking. En jahoor, u voelt hem aankomen: de minister van onderwijs wil weer terug naar een meer bepalende eindtoets. De staatssecretaris die het basisonderwijs in zijn portefeuille heeft was overigens even niet in beeld.

De minister noemde met name de ‘ongelijkheid in kansen’ als argument om weer terug te gaan naar één eindtoets. Het feit dat in het verleden

  • sommige scholen extra oefenden voor de eindtoets,
  • ouders die wél het geld hadden veel ‘investeerden’ in bijles om de eindtoets goed te maken
  • en middelbare scholen werden afgerekend op de examenresultaten en dus soms bizar hoge eisen stelden bij de aanmelding is de minister blijkbaar ineens weer vergeten.

Het vroege selecteren en vervolgens weinig kansen geven tot op- en afstroom was volgens de minister niet meer aan de orde.

En nu bemoeit het OESO zich weer met het Nederlandse onderwijs. De onderzoekers pleiten voor een centrale eindtoets. Of we dat weer meteen willen veranderen. En waar minister Bussemaker sprak over ongelijkheid in kansen, vindt het OESO dat het Nederlandse onderwijs met kop en schouders boven uitsteekt stelsels in andere landen. ‘De gelijkheid ten opzichte van andere welvarende landen is groot.’ Dat is nog eens een eenduidig beeld..

Het feit dat we binnenkort voor de zesde keer Tweede Kamerverkiezingen in 15 jaar hebben en daarmee regelmatig andere bewindspersonen  maakt het allemaal niet stabieler.

Mijn advies: neem het onderwijs serieus. Bekijk eens na langere tijd het effect van het gevoerde beleid en zorg tussentijds voor evaluatie en analyse zodat problemen op tijd inzichtelijk zijn en aangepakt kunnen worden! ZONDER meteen het hele beleid op zijn kop te zetten! We hebben al genoeg aan ons hoofd! Zorg voor rust, uitdaging, professionalisering en beloon goed werk! Kom in contact met de uitvoerende krachten, en niet alleen met de schoolbesturen! Weet waar je het over hebt in de media, en gebruik dus niet de term ‘cito-toets’ als deze niet meer bestaat! Toon interesse! Zeker als je ook zo nodig een mening wilt geven!
Zet het onderwijs eens op een voetstuk in plaats van in een flipperkast.

Over adviezen, eindtoetsen en kansen in het onderwijs

De krantenkoppen liegen er niet om: ‘Geen gelijke kansen in het onderwijs’, ‘Cito-toets’ moet terug’. Nu het advies van de  basisschool de doorslag geeft zouden de kansen in het onderwijs niet gelijk zijn voor elk kind en klinkt de roep om de cito-toets terug te halen. Waarom is dit een slecht idee?

Laten we eerst kijken waarom we de verplichte ‘cito-toets’ hebben afgeschaft. Want ja, dé cito-toets bestaat niet meer. Er zijn drie eindtoetsen waar scholen gebruik van kunnen maken. Daarvan wordt er één ontwikkeld door Cito, maar er zijn ook eindtoetsen van A-Vision en Bureau ICE. Jaren geleden gaf de citotoetsscore de doorslag voor het bepalen van het onderwijsniveau van een groep acht leerling. Dus acht jaar onderwijs en kennis over de kinderen werden getoetst binnen drie dagen en samengevat in één getal tussen de 500 en 550, op basis waarvan het gepaste advies werd gegeven. Had je een slechte week als leerling, jammer dan. Vaardigheden waren blijkbaar niet nodig om een bepaald onderwijsniveau te halen, deze werden immers ook niet getoetst. Ontwikkeling speelde ook geen rol.

Na jarenlange strijd binnen het onderwijs is deze manier van ‘selectie aan de deur’ eindelijk voorbij. Basisscholen gebruiken hun opgebouwde kennis over de kinderen en hun ontwikkeling om tot een advies te komen. Meestal in combinatie met de zgn leerlingvolgsysteemtoetsen van cito, waarbij niet gekeken wordt naar één toetsmoment maar naar de ontwikkeling van groep 6 t/m groep 8.

Natuurlijk zijn er wel eens twijfels. Leerkrachten hebben geen glazen bol waarin ze de onderwijsloopbaan van hun groep achters mee kunnen voorspellen. Omdat in sommige gevallen een objectieve toets kan meehelpen in de advisering wordt in april door alle basisscholen verplicht een eindtoets afgenomen. Niet de cito-toets dus, scholen kunnen kiezen uit drie gecertificeerde toetsen. Wanneer het bij de uitslag passende onderwijsniveau lager is dan het advies, verandert er niets. Het kan zijn dat een kind een slechte dag had.. Wanneer het bijpassende onderwijsniveau hoger is dan het schooladvies, dan is de basisschool verplicht het advies te heroverwegen. En in overleg met de ouders en het kind kan het advies nog worden bijgesteld naar boven.

Genoeg mogelijkheden dus om kinderen met van huis uit ‘minder kansen’ op basis van een objectieve toetsscore een advies te geven passend bij de ontwikkelingsmogelijkheden. Zonder kinderen onrecht aan te doen door één enkele toetsscore bepalend te maken voor de schoolloopbaan.

Is alles dan goed georganiseerd? Nee, dat zou te makkelijk zijn. We delen kinderen veel te vroeg in op één niveau. In het voortgezet onderwijs zouden de op- en afstroommogelijkheden groter moeten zijn zonder dat de scholen daarbij worden afgerekend. Zijn het niet dezelfde kranten met hun ‘examenlijstjes’ die nu roepen dat de kansen niet gelijk zijn?

Daarnaast blijft de terugkoppeling van het voortgezet onderwijs naar het basisonderwijs belangrijk. Monitor de advisering goed, kijk hoe de kinderen het op de diverse scholen doen na hun advies en geef dit terug aan de basisscholen. Samen zullen we moeten zorgen voor zoveel mogelijk kansen voor alle kinderen.

Overigens, toen de ‘citotoets’ nog leidend was schoten de ‘bijles-bureaus’ als paddestoelen uit de grond. Ouders die het zich konden veroorloven lieten kinderen oefenen, net zolang tot ze de toets op het gewenste niveau konden maken. Zijn dat gelijke kansen?

Geef het onderwijs nu eens het vertrouwen, zonder na een jaar alweer af te geven en terug te willen naar oude systemen. 10 Miljoen bondscoaches zijn al vervelend, maar daar heeft slechts één bondscoach last van. We hebben het nu over tienduizenden professionals die bewust gekozen hebben voor het onderwijsvak, omdat zij echt willen bijdragen aan de ontwikkeling van de toekomst: de kinderen die nu op school zitten.

Oh, een persoonlijke noot voor minister Bussemaker, staatssecretaris Dekker en alle kranten die over dit onderwerp schrijven: stop met de term cito-toets wanneer jullie het hebben over de eindtoets.  Cito is een merk, we noemen ook niet alle auto’s BMW..

 

 

Basisschooladvies leidend criterium voor het voortgezet onderwijs

Deze week werd ik op Facebook gewezen op het artikel “Finland: “Punten geven is bij wet verboden”. Hierin wordt een bezoek van vier Vlaamse onderwijzers aan Finland beschreven. Ze verbazen zich oa over het traditionele karakter, de ruimte die gegeven wordt voor spel en beweging, de wisseling van leerkrachten om elkaars groepen les te geven en het verbod om punten te geven.

Dit laatste  sluit aan bij een belangrijke verandering die we in onze regio Zuid-Kennemerland hebben toegepast in de toelatingsprocedure van primair naar voortgezet onderwijs. Letterlijk staat er vanaf dit jaar:

‘Het basisschooladvies is het leidend criterium voor het vervolgonderwijs en dient kwalitatief onderbouwd te worden. Daarbij kijkt de school onder andere naar:

  • de aanleg en de talenten van een leerling;
  • de leerprestaties;
  • de ontwikkeling tijdens de hele basisschoolperiode;
  • de concentratie, de motivatie, het doorzettingsvermogen en andere schoolse vaardigheden van een leerling.

Het basisschooladvies is gebaseerd op de leerprestaties van een leerling gedurende een aantal jaren. Een leerling kan zich alleen aanmelden op een school die het soort onderwijs aanbiedt dat in het basisschooladvies staat. De school voor voortgezet onderwijs mag bij toelating geen gebruik maken van extra toetsen voor het bepalen van het niveau van de leerling. Ook mag zij zich bij de toelating niet baseren op andere toetsen die leerlingen op de basisschool maken.’

Waarom deze verandering zo belangrijk is? De toelatingsprocedure gaat nu uit van de kwaliteit en ervaring van de basisschool en de kracht van de basisschoolleerling. Ze gaat nog meer uit van ontwikkeling in plaats van afrekening.

Wat deze verandering te maken heeft met het Finse systeem? Natuurlijk wordt er, overigens net als in Finland, nog steeds getoetst. Je hebt als school instrumenten nodig om kinderen te kunnen observeren en hun ontwikkeling in kaart te brengen. Toetsen zijn daar onderdeel van. Maar de manier waarop de toetsuitslagen gebruikt worden is van belang. In het verleden kon het gebeuren dat kinderen keihard op deze toetsresultaten werden afgerekend. Ze moesten voldoen aan  bepaalde minimumscores om toe te worden gelaten op het voortgezet onderwijs. Niet alle VO-scholen, maar wel een groot aantal hield zich vast aan deze minimumscores. Sterker nog, sommige scholen verhoogden de norm. Immers: hoe hoger de instroomscores hoe groter de kans op een hoog slagingspercentage, zo moet men af en toe gedacht hebben. Ik denk dat je de ontwikkeling in vier, vijf of zes jaar zou moeten meten om scholen te beoordelen in plaats van het eindresultaat. Dit terzijde.

Nu worden de toetsen wel door de basisscholen méegenomen in de totstandkoming van het advies. Ze zullen met een gedegen, goed beargumenteerd advies moeten komen, ondersteund door gegevens uit een leerlingvolgsysteem. De toetsuitslagen mogen niet meer gebruikt worden om kinderen af te wijzen. We geven kinderen de kans zich te ontwikkelen, want op je elfde of twaalfde in groep 8 ben je daar nog lang niet klaar mee.

Dus let op meesters en juffen van de basisschool: jullie hebben een grote verantwoordelijkheid!

Het is een belangrijke taak voor het basisonderwijs om te zorgen dat de adviezen op een goede manier tot stand komen. Ze krijgt meer vrijheid en zal deze vrijheid op een verantwoorde manier moeten gebruiken. Niet uitgaan van uitstroomcijfers, maar van de kinderen die acht jaar hebben laten zien waartoe zij in staat zijn. Uitgaan van mogelijkheden van de kinderen, mits ze realiseerbaar zijn. Hopelijk kijken we over enkele jaren terug op een verbetering van de adviezen en een verlaagde afstroom binnen het voortgezet onderwijs.

Een laatste opmerking dan. Vanaf volgend jaar is de Eindtoets verplicht. Er zijn er inmiddels drie op de markt. De kinderen zijn al aangemeld en ingeschreven wanneer de uitslag van deze toets richting basisschool en ouders gaat. De toets is primair bedoeld om de opbrengst van scholen te meten en niet om een onderwijsniveau te adviseren. Wanneer de uitslag lager is dan het gegeven advies, verandert er niks. Wanneer de uitslag hoger is kan de school in overleg met ouders kiezen voor een heroverweging. Op basis daarvan zou er nog een verandering kunnen plaatsvinden. Eén toetsgegeven kan dus alsnog van invloed zijn, maar dan wel uitgaande van een positieve ontwikkeling bij kinderen. Zoals Arnold Jonker van de Inspectie van het Onderwijs  wordt geciteerd in het Haarlems Dagblad: ,,Een hoog advies stimuleert dat een kind een goed niveau haalt.’’

Het artikel over Finland vind je hier op de website van klasse.be

De hele toelatingsprocedure voor Zuid-Kennemerland en meer over de overgang PO-VO in deze regio is hier te lezen

Klik hier voor de onderwijsspecial in het Haarlems Dagblad