Tag archieven: onderwijs

Schaf Sinterklaas en Kerst op de basisschool af!

Daar pleit Erik Roosken nog net niet voor in zijn artikel in de Volkskrant, maar hij haalt het wel aan als argument voor de toenemende werkdruk. Althans, hij geeft aan dat deze feestdagen net als kinderboekenweek, sportdag, juffendag, nationaal schoolontbijt en projectweek niet tot de taak van leerkracht behoren. We zijn er immers ‘om bij de kinderen een gedegen basis te leggen voor de rest van hun leven’. En hij betwijfelt ook of kinderen van deze activiteiten gelukkig worden.

Afijn, we kunnen hier uitgebreid onderzoek naar doen maar we weten allemaal dat de meeste kinderen gek zijn op deze bijzondere dagen en dat dit ‘erbij hoort’. Erik Roosken gebruikt het om een knuppel in het hoenderhok te gooien. Hij wil een tegengeluid laten horen. Omdat er zoveel discussie is over de vermeende werkdruk in het basisonderwijs. De laatste weken, en met name na de uitzending van De Monitor, wordt er namelijk veel geschreven en gesproken over werkdruk. Maar bestaat deze werkdruk wel?

Erik Roosken denkt dat het allemaal wel meevalt. Inspectienormen hoef je je niet aan te houden, doelen hoef je niet altijd te halen (mits het maar te verantwoorden is), de hoeveelheid administratie heb je zelf in de hand en nakijken is vaak niet nodig. Dat laatste argument kan ik beamen. Nakijken heeft alleen zin als er wat mee gedaan wordt. Dus elke dag alles nakijken en dan op een stapel leggen is zonde van de tijd. Maar laten we eens kijken naar de eerste drie argumenten.

Ik ben het met Erik Roosken eens dat het basisonderwijs te vaak het ‘braafste kind van de klas’wil zijn. Steeds meer moet worden vastgelegd, steeds vaker wordt verwacht dat leerkrachten op een ‘cyclische, verantwoorde wijze’ structureel en doelmatig het lesaanbod aanpassen aan de ontwikkelingsbehoeften van het kind. Leerkrachten worden verantwoordelijk gehouden voor de uitvoering hiervan. De druk om dit te doen komt niet alleen vanuit de inspectie, maar ook vanuit besturen en directies. Je kunt dus wel zeggen dat het hier om ‘fantoomwerkdruk gaat zoals Sander Dekker aangeeft’, zo wordt dit niet ervaren door veel uitvoerders: de leerkrachten. En dus hebben zij wel degelijk recht van spreken als het gaat om het ervaren van werkdruk.

Wat vaak vergeten wordt, is dat de meeste leerkrachten kiezen voor hun vak omdat ze gemotiveerd, betrokken en gepassioneerd zijn. Ze willen hun werk goed uitvoeren. Ouders verwachten, terecht, goed onderwijs voor hun kind maar vergeten wel eens dat er 30 kinderen in een klas zitten. Directies verwachten, terecht, goed onderwijs door hun team maar vergeten wel eens dat er 30 verschillende leerkrachten op hun school werken die allemaal 30 verschillende kinderen met 60 verschillende ouders in hun klas hebben. En de leerkrachten? Die proberen zich in dit geweld van verwachtingen te richten op hun belangrijkste doelgroep: het kind.

Over de vakanties en vrije dagen gaan we het maar niet uitgebreid hebben. Want dan wil ik graag de hoeveelheid overuren, onbetaald, hierin meenemen. En de avonden waarop gewerkt wordt. En de dagen in de vakanties die je verplicht terug moet komen (want men denkt nog steeds dat de zomervakantie  ook voor leerkrachten zes weken duurt). En de afgeschafte compensatie (adv) dagen. En zo fijn is het niet, altijd in het hoogseizoen op vakantie moeten gaan 😉

Er kan veel geklaagd worden in het onderwijs. Kritisch kijken naar jezelf is gezond en belangrijk. Wat kun je zelf doen om de werkdruk te verminderen? Een tegengeluid is goed. Maar dan wel op basis van feiten. Niet op een manier die doet denken aan het populisme zoals dat in de politiek steeds vaker gehanteerd wordt om kiezers te trekken. Heeft Erik Roosken genoeg onderzoek gedaan op verschillende soorten scholen in diverse regio’s om zo’n duidelijke mening te geven? Of praat hij alleen vanuit eigen ervaring? Kun je dan zo duidelijk stellen dat het allemaal wel meevalt met de werkdruk?

En er valt genoeg te verbeteren in het onderwijs. Daar wordt hard aan gewerkt. En dat harde werken zou beter beloond moeten worden. Want daar zijn Erik Roosken en ik het over eens. Passende waardering voor een belangrijke pijler in onze maatschappij.

Omgangskunde op de basisschool: verplicht vak of excuus?

Wie de afgelopen dagen televisie heeft gekeken of radio heeft geluisterd zal hebben opgemerkt dat de ‘verruwing van de samenleving’ centraal stond.

Tijdens de uitreiking van de Televisierring riep winnaar Johnny de Mol op tot ‘meer verdraagzaamheid, meer respect en meer liefde voor elkaar’. Bij RTL Late Night zat Wendy van Dijk. Zij had een kort geding aangespannen tegen Quote omdat dit tijdschrift over vermeend cocaïnegebruik van Wendy en haar man Erland Galjaard had geschreven. Frits Spits zat aan tafel en ook hij stelde dat we in Nederland op de verkeerde manier met elkaar omgaan. Bij Spijkers met Koppen op radio 2 ging het in een gesprek met Emile Roemer over de manier waarop politici elkaar bejegenen in de Tweede Kamer. Felix Meurders haalde het Nationale Schoolonderzoek van het Algemeen Dagblad aan. Daaruit blijkt dat ouders het vak ‘omgangskunde’ willen invoeren en hij vroeg Emile Roemer of politici dit vak niet zouden moeten volgen.

En daar zijn we weer bij het onderwijs beland. Elke keer wanneer er iets mis is in onze samenleving wijzen de vingers naar de kinderen: de jeugd zal het later beter moeten doen. Natuurlijk aan alle meesters en juffen van het basisonderwijs de schone taak dit uit te voeren. Maar waar gaat het nu eigenlijk mis?

Wie zijn er verantwoordelijk voor die verruwing van onze maatschappij? Zijn het de kinderen die elkaar in de Tweede Kamer op idiote wijze aanspreken en afmaken, lettend op de peilingen zonder daadwerkelijk de inhoud centraal te stellen? Zijn het de kinderen die verzonnen verhalen in een tijdschrijft zetten waarbij anderen beschadigd worden? Zijn het de kinderen die in Woerden met bivakmutsen een AZC bestormen, in Oranje tegen een auto van staatssecretaris Dijkhoff aanschoppen, in een tweet schrijven ‘Volkert, hier heb je je volgende kandidaat om af te knallen, je bent nu toch vrij’ of in een voetbalstadion elkaar de hersens inslaan omdat je toevallig een andere club support?

Misschien zouden de volwassenen van nu eerst eens goed in de spiegel moeten kijken voor ze met het vak ‘omgangskunde’ op de proppen komen. Omgangskunde is geen vak voor op de basisschool. Alsof je in een paar lessen kunt uitleggen hoe je respectvol met elkaar omgaat. En daarna gaan we weer vrolijk verder met rekenen en taal? Nee. Het gaat om normen en waarden die je met elkaar afspreekt en waar je dagelijks mee bezig bent als leerkracht. Niet alleen door die afspraken met elkaar te maken en kinderen hier op aan te spreken. Maar vooral door zelf het goede voorbeeld te geven.

Laat alle volwassenen daar eens mee beginnen.

 

Lees hier de speech van Johnny de Mol tijdens het Televisiergala

Het gaat beginnen!

Buurman stond net voor de ramen te zwaaien. Ik deed netjes de deur open. ‘Morgen weer beginnen zeker? Ik ben nog een weekje vrij. Wilde je even jaloers maken!’ Aangezien de meeste mensen altijd roepen: ‘Je hebt zeker wéér of nóg vakantie!’, kon ik deze originaliteit wel waarderen. En inderdaad, jaloers ben ik zeker. Op het feit dat hij woensdag met zijn boot over het Noordzeekanaal langs diverse tall ships vaart richting Amsterdam, met 23 graden en een zonnetje. Maar jaloers omdat ik weer ‘moet’ werken? Natuurlijk niet. En dit is waarom:

Morgenochtend 8.15 uur druppelen de eerste kinderen binnen. Iedereen geeft een hand en stelt zichzelf voor. Op de gezichten is af te lezen hoe ze zich voelen. Gespannen, omdat het laatste jaar gaat beginnen. Vol verwachting, omdat we al bijna op kamp gaan en dit jaar de eindmusical opvoeren. Nerveus, omdat het met nieuwe leerkrachten toch altijd wennen is en je niet precies weet wat je kunt verwachten. Gemotiveerd, want dit is het jaar dat het schooladvies wordt gegeven en een middelbare school gekozen moet worden. Soms met ouders die even kennis willen maken en de klas komen bekijken, ondanks dat hun kinderen dat regelmatig niet waarderen en hen de rest van het jaar verbieden één stap op de bovenste verdieping van de school te zetten. (niet naar luisteren natuurlijk, gewoon af en toe jullie gezicht komen laten zien)

In de klas ligt alles klaar. Jaarkalenders, de eigen etuis en mappen, liedjesboeken om meteen vanaf morgen te oefenen voor kamp. De tafels staan in groepjes. Iedereen kiest een eigen plek. Meestal zodanig dat veel kinderen een week later ergens anders zitten omdat ze naast hun beste vrienden en vriendinnen zitten en geen minuut kunnen doorwerken zonder een gesprek te voeren over de vakantie, de laatste roddels of gewoon over niks.  Een soort what’s app groep maar dan in het echt.

Komend jaar wordt een bijzonder jaar. Een jaar waarin je als leerkracht lief en leed met 29 kinderen en nog meer collega’s deelt. Een jaar in groep 8 gaat niet alleen over rekenen, taal, spelling, gym, huiswerk, samenwerken aan thema’s, buitenspelen en het maken van toetsen. Maar ook over verkeringen die aan en uit gaan en de manier waarop je dat hoort te doen. Het omgaan met teleurstellingen. Of verdriet, zoals huisdieren of familieleden die ziek zijn en soms overlijden. Ruzies die uitgesproken moeten worden. Verjaardagen, klassenfeesten en succeservaringen die gevierd worden. Een fantastisch kamp van vier dagen op de Veluwe. De spannende tijd van adviesgesprekken, het bezoeken van open dagen en de uiteindelijke middelbare schoolkeuze. Samen toewerken naar de afscheidsavond waarna je alle kinderen met vertrouwen op pad stuurt naar een nieuwe belangrijke stap in hun leven: de middelbare schooltijd.

Gemakkelijk is het niet altijd. Dit jaar wordt er meteen veel gevraagd van het team. Ik werk op een  school waar dat kan, en daar ben ik trots op.

En dus heb ik zin in morgen, het gaat beginnen!

Afbraak van talent? Afbraak van vertrouwen en kansen!

In ‘Onderwijsblad’ van 7 maart schrijft Ton van Haperen in zijn wekelijkse column over de ‘afbraak van talent’. Hij suggereert dat kinderen te vroeg in twee stromen worden verdeeld in het basisonderwijs en dat mede dankzij de nieuwe toelatingsprocedure ‘de institutionele afbraak van talent wordt geïntensiveerd’. Dat vraagt om een korte reactie.

Ton van Haperen beschrijft dat de afname van de nieuwe eindtoets kinderen op twee kennisniveaus toetst. En dat basisscholen daarom hun leerlingen in twee stromen verdelen. Het klopt dat de nieuwe eindtoetsen vooral gericht zijn op de vakgebieden lezen, taal en rekenen. Hij vergeet erbij te vermelden dat de eindtoetsen ook extra onderdelen hebben zoals bijvoorbeeld ‘wereldoriëntatie’ en ‘functioneren’. Deze zijn echter niet verplicht.

Maar dat basisscholen hun leerlingen in twee stromen verdelen is iets wat ik in het basisonderwijs nog niet ben tegengekomen. Sterker nog, als er één onderwijsvorm is waar kinderen van verschillende niveaus bij elkaar in de klas zitten is het wel het basisonderwijs. Kinderen die pas na groep acht uiteen gaan in diverse richtingen, van praktijkonderwijs, vmbo-b, vmbo-t, havo tot vwo. Deze niveaus komen ook terug in de rapportage van de eindtoetsen, en niet zoals Ton van Haperen zegt alleen op vmbo en havo/vwo niveau. Zie deze site bijvoorbeeld. Tot en met groep 8 worden deze kinderen zo goed mogelijk passend bij de diverse niveaus geholpen zich verder te ontwikkelen. Adaptief en passend onderwijs noemen we dat. Ik spreek regelmatig VO-docenten die zeggen dat ze daar nog veel van kunnen en willen leren.

Ton van Haperen zegt dat de zgn tweedeling al in groep 6 begint. Geen idee hoe hij daar bij komt. Misschien bedoelt hij dat veel scholen de gegevens van het LVS op de gebieden rekenen en begrijpend lezen vanaf groep 6 gebruiken als één van de onderdelen waarop het advies wordt gebaseerd. Dit omdat gebleken is dat deze twee vakken de meest voorspellende waarde hebben voor de juiste advisering. En omdat je dan niet kijkt naar één toetsmoment, zoals de Eindtoets deed, maar naar een ontwikkeling van minstens drie jaar. Op deze wijze kun je als basisschool rekening houden met bijvoorbeeld een sterk groeiende of juist dalende lijn. Je rekent een kind niet af op één momentopname, zoals dat in het verleden wel vaak gebeurde.

Nogmaals, dit kan één van de onderdelen zijn waarop het advies wordt gebaseerd. In onze regio is dat het geval en wordt het zgn ‘uitstroomprofiel’ met daarop die ontwikkeling van drie jaar meegegeven aan het VO. Maar een basisschool kijkt natuurlijk  verder dan alleen naar die toetsuitslagen. Werkhouding, zelfstandigheid, motivatie, nieuwsgierigheid, concentratie, doorzettingsvermogen, huiswerkhouding, samenwerking: allemaal onderdelen waar naar gekeken wordt bij de advisering. En natuurlijk de andere resultaten die worden behaald op school.

Ton van Haperen verwijst naar de jaren 50 toen ‘de hoofdonderwijzer bepaalde wie op welke middelbare school toelating mocht doen’. Dat is op geen enkele wijze te vergelijken met deze tijd. Een advies wordt niet door één persoon bepaald. Zo praten op onze school de docenten van groep 7 en 8, de intern begeleider en de directeur mee. Samen kijken we wat volgens ons de beste plek is voor elk kind. En dat proces begint inderdaad vanaf groep 6. Zo komen ouders niet voor verrassingen te staan en voorkom je druk van ouders om adviezen aan te passen.

Dat laatste kan met deze toelatingsprocedure een probleem vormen, maar het is echt aan de basisscholen om dit te voorkomen. Transparantie, openheid, heldere argumenten en goede samenwerking met VO-scholen zorgen dat je met elkaar tot een passend advies komt. Daar heb je geen eindtoets voor nodig.

In de column wordt gesproken over afbraak van talent. Ik denk dat dit niet zozeer ligt aan de wijze van advisering, maar aan het gebrek aan mogelijkheden tot opstromen en afstromen in het VO. Middelbare scholen worden teveel afgerekend op eindresultaten. Hierdoor lijkt het  vaker voor te komen dat kinderen vooral steeds hogere gemiddeldes moeten halen voordat ze ook maar de kans krijgen op te stromen. Zittenblijven mag niet meer, dat is te duur. Er wordt vooral uitgegaan van zekerheid in plaats van vertrouwen. Niet op alle scholen, en zeker niet door alle docenten. Maar de tendens is zichtbaar.

Ik ben het met Ton van Haperen eens dat ons onderwijs nog meer mogelijkheden moet geven verschillende talenten te ontwikkelen. Niet te vroeg in hokjes stoppen, niet te vroeg kiezen. Zorg dus voor echte gemengde brugklassen, geef kinderen de kans zich te bewijzen en de mogelijkheid een stap terug te doen. Zonder hiervoor als school gestraft te worden.

Er wordt een karikatuur geschetst in het Onderwijsblad. Jammer, en onterecht. Ton van Haperen zou zich eens wat meer moeten verdiepen in het basisonderwijs en de leerkrachten voordat hij ze in een column neerzet als onwetende figuren die weinig kunnen melden over de ontwikkeling van een kind. Hij schrijft over een periode die past bij zijn eigen basisschooltijd. Er is sindsdien een hoop veranderd. Gelukkig maar.

Gemengde brugklas, dakpanklas, opstroomklas: zoek het uit!

Het is een ingewikkelde klus. Nadat je je advies hebt gekregen van de basisschool een top vijf samenstellen uit 28 middelbare scholen. Daar hebben alle kinderen die in groep acht zitten in Zuid-Kennemerland mee te maken.

Uniek in deze regio is de manier waarop er gecommuniceerd wordt naar kinderen en ouders over oa de aanmeldingsprocedure, lotingsprocedure en andere benodigde informatie. Het ‘brugboek’ is inmiddels een onmisbaar fenomeen. In dit boek staat een overzicht van de verschillende procedures, een introductie van twee pagina’s geschreven door alle 28 middelbare scholen en een handige kalender met een overzicht van alle open dagen, informatie-avonden en meeloopdagen. Alle kinderen in groep 8 in Zuid-Kennemerland ontvangen het brugboek. Dat helpt ze in hun keuzetraject.

De basisschool geeft geen schooladvies. Dat kan ook niet, aangezien er geen blauwdruk is voor de mate van succes van elke middelbare schoolcarrière. Dat is afhankelijk van de klas, de mentor, de leerkrachten en met name de kinderen zelf en hun thuisomgeving. Wel kan de school inzicht geven in de manier waarop scholen werken en hun school georganiseerd hebben.

Zoals bijvoorbeeld de brugklassen. Hoewel? Ook groep 8 leerkrachten lopen tegen de veelzijdigheid in brugklassystemen aan: dakpanklassen, opstroomklassen, gemengde brugklassen, havo+ klassen. Wat betekenen deze termen eigenlijk? Ik heb geprobeerd hier enige duidelijkheid in te brengen door middel van onderstaand overzicht.

Gelukkig kennen wij geen slechte scholen zijn in Zuid-Kennemerland . Ook wanneer je, ondanks de kleine kans, uitgeloot wordt staat de regio garant voor een passende plek voor elk kind op een goede school. Maar aangezien er nu echt een top vijf gemaakt moet worden is het wenselijk dat volgend jaar alle middelbare scholen duidelijk aangeven hoe ze de brugklassen organiseren en op welk niveau er les wordt gegeven. Een aantal scholen doet dit al, op naar 100% duidelijkheid!

Het overzicht tot nu toe, gebaseerd op het brugboek, de websites van de scholen en telefonisch contact waar mogelijk. Geen garantie dus voor 100% betrouwbaarheid, dit is wat ik uit alle informatie op kan maken.

1) Ik heb overal in enkelvoud geschreven, aantal brugklassen staan soms op de school-websites)
2) Vmbo-t is gelijk aan Mavo)


Atheneum College Hageveld
Atheneum met keuzevak Latijn (geldt voor alle brugklassen)

Coornhert Lyceum
Gymnasium brugklas
Atheneum brugklas
Havo/vwo brugklas*
Vmbo-t/havo brugklas*

* ‘Zowel in de gemengde havo/vwo- als de vmbo-tl/havo brugklas wordt er gedurende het gehele schooljaar per vak basisstof, herhalingsstof en verrijkingsstof aangeboden.
De beheersing van de basisstof leidt in ieder geval tot een bevordering vanuit de havo-vwo brugklas naar 2 havo en tot een bevordering vanuit de vmbo-tl-havo brugklas naar 2 vmbo-tl (= vmbo theoretische leerweg). Wanneer ook de verrijkingsstof goed is verwerkt, hetgeen onder meer blijkt uit betere cijfers voor schriftelijke overhoringen en proefwerken, vindt bevordering naar een hoger type vervolgklas plaats.’

Daaf Geluk
Leerwegondersteunden onderwijs vmbo-t / vmbo-k

Duin en Kruidberg Mavo
Mavo brugklas (lessen op niveau mavo)
Mavo/Havo brugklas (lessen gericht op doorstroom naar 2Havo, op een andere school)

Eerste Christelijk Lyceum
Gymnasium brugklas
Atheneum brugklas
Havo brugklas

In het eerste jaar van de Havo wordt gekeken naar de ontwikkeling van de kinderen, niet alleen naar resultaten maar ook naar vaardigheden en motivatie. Op basis hiervan kan besloten worden in dezelfde klas leerstof op Atheneum-niveau aan te bieden. Doorstroom naar 2 Atheneum is daarbij mogelijk.

Gymnasium Felisenum
Gymnasium brugklas

Prof. Dr. Gunningschool
Voortgezet speciaal onderwijs cluster IV gericht op vmbo-k en mavo

Haarlem College
Vmbo-b basis brugklas
Vmbo-b kader brugklas
Vmbo-b kader / Mavo brugklas

Haemstede-Barger Mavo
Mavo brugklas
Mavo/Havo doorstroom brugklas (Havo op een andere school, samenwerking met ECL)

Hartenlustschool Bloemendaal
Mavo brugklas

Ichthus Lyceum
Gymnasium brugklas
Atheneum brugklas (na halfjaar opstroom gymnasium mogelijk)
Havo brugklas

Kennemer Lyceum
Gymnasium brugklas
Atheneum brugklas
Havo brugklas

(door speciale omstandigheden kan havo/atheneum brugklas mogelijk zijn)

Maritiem College IJmuiden
Gemengde leerweg
Vmbo-b kader
Vmbo-b basis

Eerste twee jaar geen onderscheid in niveau.

Mendelcollege
Gymnasium / Atheneum TTO brugklas
Gymnasium brugklas
Atheneum brugklas
Havo brugklas
Mavo brugklas

In het schema in brugboek en op de schoolsite staan andere niveaus tussen haakjes. Dit geeft niet het niveau van de lesinhoud aan, maar de mogelijkheid tot opstromen. Aan het eind van het eerste jaar wordt gekeken naar het gemiddelde en de werkhouding en op basis daarvan eventueel gekozen voor opstromen. Met andere woorden: in de Mavo (Havo) brugklas wordt op Mavo-niveau lesgegeven.

Ik meen dat je aan het eind voor de vakken gemiddeld een 7,5 moet staan om door te kunnen stromen. (Sj)

Het Molenduin
School voor Voortgezet Speciaal Onderwijs
Praktijkprofiel gericht op: arbeid; vervolgonderwijs, arbeidsmatige dagbesteding

Montessori College Aerdenhout
Mavo brugklas (lessen op niveau mavo)
Mavo/Havo brugklas (na twee jaar gekeken naar eventuele doorstroom naar Havo, op basis van gemiddelde, op een andere school)

In tegenstelling tot wat veel mensen zeggen is er geen structurele samenwerking met het Sancta Maria.

Oost ter Hout
Praktijkonderwijs

Paulus mavo/vmbo
Leerwegondersteunend onderwijs Vmbo-t

Rudolf Steiner College
Havo/Vwo brugklas  (leerlingen met Havo of Vwo advies, daadwerkelijk gemengd)
Mavo/Havo brugklas (leerlingen met Havo of Mavo advies, daadwerkelijk gemengd)
Mavo Spaarnestroom (leerwegondersteuning)

Na twee jaar brugklas wordt een keuze voor Havo of Vwo gemaakt, waarbij Havo in vijf en zes jaar wordt aangeboden.

Sancta Maria
Gymnasium brugklas
Atheneum brugklas
Vwo / Havo brugklas

De site en brugboek vermelden dat ‘je kiest’ voor een brugklas. Onduidelijk is in hoeverre er sprake is van keuze en waarop deze keuze wordt gebaseerd. Volgende week meer informatie hierover. (Sj)

Praktijkschool De Schakel
Praktijkonderwijs

Het Schoter
Vwo TTO brugklas
Vwo brugklas
Havo brugklas
Mavo brugklas
Havo opstroomklas (lesinhoud op Vwo-niveau)
Mavo opstroomklas (lesinhoud op Havo-niveau)

Na het eerste jaar wordt bepaald of leerlingen opstromen naar het ‘hogere’ niveau. Op de site van het Schoter staan bij downloads alle toelatingsnormen.

Stedelijk Gymnasium
Gymnasium brugklas

Sterren College Haarlem
Vmbo-b (zowel basis als kader) brugklas
Vmbo-t brugklas
Alle niveaus Leerwegondersteuning mogelijk

Technisch College Velsen
Vmbo-b (lwoo)
Gemengde leerweg: Technische Mavo
Eerste twee jaar dezelfde brugklas.

Tender College IJmuiden
Vmbo (lwoo)
Praktijkonderwijs
Combi-onderbouw (tussen vmbo-b lwoo en praktijkonderwijs in)

Vellesan College
Vwo / Havo brugklas (eerste en tweede jaar bij elkaar)
Mavo brugklas
Vmbo-b brugklas

Wim Gertenbach College Zandvoort
Havo onderbouw (soms aparte klas, soms gemengd met Mavo), vervolg op een andere school.
Mavo brugklas
Mavo brugklas (lwoo)
(onduidelijk is nu nog wanneer je van Mavo naar Havo kunt overstappen)

We gaan er vanuit dat elke school oog heeft voor mogelijke opstroming, maar er zitten dus wel degelijk verschillen in de manier waarop dit wordt georganiseerd.

Kijk dus goed wat de betekenis is van een gemengde brugklas, op welk niveau er les wordt gegeven en op basis van welke normen een leerling kan opstromen.  En of je dan op dezelfde school kunt blijven of niet. Er valt wat te kiezen!

Sportsupport?? Support sport!!

Onderstaand blog is geschreven op basis van een enqueteuitslag onder gymdocenten in Haarlem, waarbij zij gekozen hebben voor een ingekort schoolvoetbaltoernooi. Niet alle vakdocenten zullen hebben ingestemd, zij hoeven zich natuurlijk niet aangesproken te voelen. Maar het meerendeel vond blijkbaar teveel sporten geen goed idee en adviseert daarom een ingekort toernooi te spelen waardoor er minder kinderen meedoen, minder kinderen sporten en vooral de al voetballende kinderen bereikt worden. Hoogste tijd voor een blog, geschreven door een gewone groepsleerkracht met een sporthart, denkend vanuit kinderen ipv tijd, op persoonlijke titel:

Bewegen is gezond. Een simpele constatering. En wetenschappelijk bewezen. Wie het rapport ‘Fit, vaardig en verstandig’ leest komt erachter dat bewegen positieve invloed heeft op onder andere de leerprestaties van kinderen. Kinderen komen vaak vroeg in aanraking met sporten. Meestal via hun ouders, vriendjes of school. Het is afhankelijk van de directe omgeving waarmee gestart wordt. Of daar ook de talenten van de kinderen liggen is nog maar de vraag. En misschien vinden ze een andere sport wel leuker. Om dat te weten zouden ze meerdere sporten moeten uitproberen.

Er zijn verschillende initiatieven en organisaties die dat stimuleren. Via het Jeugdsportpas komen kinderen met diverse sporten in aanraking. Ze volgen proeflessen, en ontdekken zo misschien wel onbekende talenten bij zichzelf!

Een andere manier om sport te promoten zijn de jaarlijkse schoolsporttoernooien. In Haarlem verzorgt de organisatie Sportsupport al meer dan vijftien jaar diverse sportevenemten. Naast de Olympische dag en de Sport IN worden er het hele jaar  sporttoernooien voor scholen georganiseerd. Het aanbod is divers, 16 verschillende sporten staan centraal. Van badminton, dammen, waterpolo, basketbal tot hockey, korfbal en atletiek. Elk jaar zorgen deze toernooien voor een fantastische sportbeleving in de regio Haarlem. Sportsupport is een aanwinst voor de regio.

Eén van de grotere evenementen is het jaarlijke schoolveldvoetbaltoernooi. Al decennia lang strijden scholen om de prijs van beste voetbalschool van Haarlem. Er doen soms meer dan 30 teams mee waardoor je een ‘Champions League’ achtige poulefase krijgt, tot de finaledag in het Haarlem stadion. En de winnaar gaat door naar de landelijke ronde. Groot verschil met de Champions League is echter dat ieder kind van elke groep 7 en 8 mee kan doen. Het niveau is wisselend maar dit biedt iedereen de kans namens de school mee te spelen. En dat is ook één van de doelstellingen van SportSupport: stimuleren van breedtesport en het organiseren van diverse toernooien waarbij de maatschappelijke functie als belangrijk wordt ervaren.

Op de school waar ik werk doen we al jarenlang mee met schoolvoetbal. Twaalf jaar geleden zijn we begonnen met het trainen van meisjesteams. In het begin was het nog een klein toernooi. Meisjesvoetbal was niet zo populair als nu. Maar aangezien het de snelstgroeiende sport in Nederland is willen er steeds meer meisjes meedoen aan het voetbaltoernooi.

Sinds zes jaar starten we in januari met de inschrijving. De laatste vijf jaar is er zoveel animo dat we met twee teams mee kunnen doen. Wekelijks op zondagochtend staan er ruim 20 meisjes als één groep bloedfanatiek te trainen. Vanaf half januari tot april. Want voetballen leer je niet in één keer.  De ‘nieuwelingen’ vaak nog gemotiveerder dan de ‘ervaren’ speelsters. Het is mooi om dat  enthousiasme op het veld te zien. Ze steken elkaar aan en leren van ekaar.

Teambuilding, samen beter willen worden, toewerken naar eeen toernooi, plezier beleven aan samen sporten: schoolvoetbal levert een positieve bijdrage aan de ontwikkeling van de kinderen. De betere voetbalsters genieten van het toernooi, en proberen de finale te halen. De onervaren speelsters zijn nog fanatieker en vinden het geweldig om als schoolteam minstens drie wedstrijden te spelen. Verschillende doelen, maar in beide gevallen druipt het sportplezier er vanaf.

Ieder jaar besluiten kinderen zich aan te sluiten bij een voetbalvereniging. Ze hebben tijdens het schoolvoetbal kunnen ruiken aan het trainen en spelen van wedstrijden en gaan fanatiek door. Als trainer en coach bij DSS heb ik bijvoorbeeld gezien hoeveel nieuwe speelsters er jaarlijks bij komen. Inmiddels telt de vrouwenafdeling van deze club zelfs 335 leden. En ook bij andere clubs zoals Koninklijke HFC en Alliance is te merken dat meisjesvoetbal populair is. Zonder de schooltoernooien zou dit niet in dat tempo gebeuren. En hetzelfde geldt voor andere sporten.

Dit jaar heeft Sportsupport besloten nieuwe regels in te voeren. Op basis van een enquete, gehouden onder gymdocenten en basisscholen, is besloten een korter toernooi te spelen waarbij elke school één team afvaardigt. Gevolg hiervan is dat er dit jaar in plaats van 26 meisjes, slechts 10 meisjes mee kunnen doen. En datzelfde geldt voor andere basisscholen en ook voor de jongens. Effect is dat er geselecteerd zal worden, waarbij kinderen die al bij een club voetvallen, ook gekozen worden om dit namens de school te doen. Een tweede team dat juist zorgt dat andere kinderen dezelfde mogelijkheid krijgen mee te doen is niet meer mogelijk. Zeker voor de grotere scholen heel zuur. Want als je zes groepen 7 en 8 hebt, betekent dit dat er slechts 26 van de 170 kinderen mee kunnen sporten. Daarnaast worden er minder wedstrijden gespeeld.

Het is weleens lastig geweest genoeg velden en scheidsrechters te regelen. Meestal werd dit door met name de organisatie en scholen goed opgelost. Dat juist de vakdocenten en Sportsupport zelf voor deze nieuwe vorm hebben gekozen, waarbij minder kinderen aan sporten toekomen, begrijp ik totaal niet. Ze stellen mij enorm teleur. Het maakt de kans kleiner dat kinderen een nieuwe sportcarrière beginnen, zich aansluiten bij een club en het ontneemt een hoop kinderen sport- en spelplezier. Het lijkt wel alsof het nieuwe motto is: ‘Schoolsport, hoe minder hoe beter.’ Gymleerkrachten en scholen zouden naar mijn idee alles op alles moeten zetten om kinderen meer aan het sporten te krijgen, niet minder. En als dit in de vrije tijd gebeurt, dan is dat maar zo. Leerkrachten, ouders en de organisatie kunnen met elkaar veel voor elkaar krijgen.

Het zou goed zijn als juist gymdocenten zich hard maken voor meer beweging óp school, maar ook buiten school. Ze zouden sport altijd moeten stimuleren. Ook op een woensdagmiddag. En dus ook door middel van het schoolvoetbaltoernooi. Kinderen die met elkaar als team een sportieve prestatie neerzetten namens school, dat is iets om te koesteren. Niet om af te breken. Samen met Sportsupport kunnen zij het verschil maken. Hopelijk doen ze dat volgend jaar wel.

Verrassend goede voornemens

Dit had er een van mij kunnen zijn (als ik eraan deed)
Dit had er een van mij kunnen zijn (als ik eraan deed)

Jaaroverzichten aan het eind van een jaar, daar ben ik gek op. Met name het sportoverzicht van de NOS, het wielrenoverzicht van Sporza en het NOS-nieuwsoverzicht. Vooruitkijken doe ik ook graag, plannen maken voor het jaar dat komen gaat. Maar waar ik niet aan meedoe dat is het maken van goede voornemens. Eindelijk stoppen met roken, drinken en vet eten en in plaats daarvan meer sporten of vaker afspreken met familie en vrienden. Als je het echt wilt, dan kun je dat voornemen op elke willekeurige dag uitvoeren.

In groep 8 vinden de kinderen het maken van goede voornemens wél leuk. Dat bleek toen mijn stagiaire er een les over gaf. Naast het ‘meer mijn kamer opruimen’ ‘beter opletten en concentreren’ & ‘stoppen met nagelbijten’ zat er toch heel wat creatiefs tussen. Kinderen blijven je verbazen, dat zal elke leerkracht kunnen beamen. Ik kan onderstaande lijst dus aanbevelen. Wellicht brengt het je op ideeën. Vergeet alleen niet de allerlaatste, anders wordt het niks komend jaar. Hier zijn ze dan:

 

Nooit roken de komende 20 jaar.

Mijn moeder meer helpen (op 1)  en mijn vader meer helpen (op 5).

Minder snel reageren op iets.

Mijn kleren in de kast stoppen in plaats van op de grond te pleuren.

Meer vuurwerk afsteken.

Meer geld verdienen (om het vuurwerk te kopen).

Minder nagellak.

Niet meer zo snel boos worden op de scheidsrechter.

Niet meer zo onzeker zijn.

Beter tegen de kantlijn schrijven.

Minder me broertje beuken.

Minder lang douchen

Iets minder mijn speelgoed niet zien staan.

Minder proberen te denken dat ik zo graag op de tablet wil.

Proberen minder op mijn zusje in te gaan als ze weer vervelend is.

Iets met mijn haar doen.

Meer zin hebben in huiswerk.

Minder onder de tafel tegen iemand aan schoppen.

Ik ga minder schuin schrijven.

Dingen over me heen laten gaan.

Respect hebben voor mijn broertje.

Mijn beloftes nakomen.

Beter tegen kritiek kunnen.

Meer tevreden zijn met mezelf.

 

En dan afsluitend nog één die met regelmaat genoemd werd:

Ik ga proberen al mijn voornemens na te komen.

Ik wens iedereen een goed 2015. Zet hem op!

Wat zou jij zeggen?

Beste groep achter,

Als school proberen we je veel te leren. Niet alleen rekenen, taal, geschiedenis, muziek, gym en andere belangrijke vakken. We willen je  laten inzien waar je goed in bent, wat je leuk vindt, hoe je daar nog beter in kan worden, wat je moeilijk vindt en hoe je om hulp kunt vragen. We laten je veel samen doen zodat je elkaar leert kennen. Je sluit met sommige kinderen vriendschappen. Lang niet met iedereen, dat is niet erg. Soms maak je ruzie, en dan leer je het ook weer goed te maken. We willen wel dat je elkaar respecteert in jullie verscheidenheid. Iedereen is anders en dat is maar goed ook, anders zou de wereld er saai uitzien.

Op onze school werken we met thema’s. En de laatste weken hebben we ons verdiept in het thema ‘Geloof ik’. De meeste kinderen die bij ons op school geloven zijn Christelijk, maar je groeit op in een wereld met verschillende geloven. Niet alleen godsdiensten. Het is belangrijk dat je je in de ander kunt verdiepen zodat je elkaar begrijpt. We hebben gezien dat er mensen zijn die in andere mensen geloven, of in het Boeddhisme of in helemaal niks. We hebben ontdekt dat veel van de geloven overeenkomsten hebben. Dat ze elkaar soms zelfs overlappen. En dat er verschillen zijn, net als bij mensen. En dat dat niet erg is.

We laten je kennis maken met de wereld om je heen. Niet om je één richting op te dringen. Maar om te laten zien wat er in de wereld te zien en te doen is. Dat je eigen keuzes kunt en moet maken, soms met elkaar en soms alleen. En we willen je voorbereiden op deze wereld en de plek die jij daarin zal innemen.

Net zoals andere scholen dat doen. Op die manier hopen we dat je later niet de fouten maken die wij in het verleden al hebben gemaakt. Jij weet meer, de wereld komt via nieuwe media bij jou binnen en dat biedt veel mogelijkheden.

Ook het nare nieuws komt snel de huiskamer en het klaslokaal in. Zoals vandaag. Mensen die elkaar niet willen en niet kunnen begrijpen, en geen oplossing kunnen vinden voor hun eigen onwetendheid, angst of boosheid.

Gelukkig gebeurt dat niet vaak. Gelukkig willen de meeste mensen wel met elkaar in gesprek gaan en elkaar begrijpen. Daarom gaan ze vanavond en morgen de straat op. Om te laten zien dat je altijd moet kunnen zeggen wat je vindt. Dat je altijd moet kunnen zijn wie je bent. En dat je altijd moet kunnen geloven wat je gelooft.

 

Gelukkig weet ik dat morgen, als dit onderwerp ter sprake komt, ik dit niet hoef uit te leggen. Want de kinderen in groep 8 weten zelf meer dan je vaak denkt. Ik laat hen aan het woord. Tot zover mijn gedachte van vandaag.

 

Basisschooladvies leidend criterium voor het voortgezet onderwijs

Deze week werd ik op Facebook gewezen op het artikel “Finland: “Punten geven is bij wet verboden”. Hierin wordt een bezoek van vier Vlaamse onderwijzers aan Finland beschreven. Ze verbazen zich oa over het traditionele karakter, de ruimte die gegeven wordt voor spel en beweging, de wisseling van leerkrachten om elkaars groepen les te geven en het verbod om punten te geven.

Dit laatste  sluit aan bij een belangrijke verandering die we in onze regio Zuid-Kennemerland hebben toegepast in de toelatingsprocedure van primair naar voortgezet onderwijs. Letterlijk staat er vanaf dit jaar:

‘Het basisschooladvies is het leidend criterium voor het vervolgonderwijs en dient kwalitatief onderbouwd te worden. Daarbij kijkt de school onder andere naar:

  • de aanleg en de talenten van een leerling;
  • de leerprestaties;
  • de ontwikkeling tijdens de hele basisschoolperiode;
  • de concentratie, de motivatie, het doorzettingsvermogen en andere schoolse vaardigheden van een leerling.

Het basisschooladvies is gebaseerd op de leerprestaties van een leerling gedurende een aantal jaren. Een leerling kan zich alleen aanmelden op een school die het soort onderwijs aanbiedt dat in het basisschooladvies staat. De school voor voortgezet onderwijs mag bij toelating geen gebruik maken van extra toetsen voor het bepalen van het niveau van de leerling. Ook mag zij zich bij de toelating niet baseren op andere toetsen die leerlingen op de basisschool maken.’

Waarom deze verandering zo belangrijk is? De toelatingsprocedure gaat nu uit van de kwaliteit en ervaring van de basisschool en de kracht van de basisschoolleerling. Ze gaat nog meer uit van ontwikkeling in plaats van afrekening.

Wat deze verandering te maken heeft met het Finse systeem? Natuurlijk wordt er, overigens net als in Finland, nog steeds getoetst. Je hebt als school instrumenten nodig om kinderen te kunnen observeren en hun ontwikkeling in kaart te brengen. Toetsen zijn daar onderdeel van. Maar de manier waarop de toetsuitslagen gebruikt worden is van belang. In het verleden kon het gebeuren dat kinderen keihard op deze toetsresultaten werden afgerekend. Ze moesten voldoen aan  bepaalde minimumscores om toe te worden gelaten op het voortgezet onderwijs. Niet alle VO-scholen, maar wel een groot aantal hield zich vast aan deze minimumscores. Sterker nog, sommige scholen verhoogden de norm. Immers: hoe hoger de instroomscores hoe groter de kans op een hoog slagingspercentage, zo moet men af en toe gedacht hebben. Ik denk dat je de ontwikkeling in vier, vijf of zes jaar zou moeten meten om scholen te beoordelen in plaats van het eindresultaat. Dit terzijde.

Nu worden de toetsen wel door de basisscholen méegenomen in de totstandkoming van het advies. Ze zullen met een gedegen, goed beargumenteerd advies moeten komen, ondersteund door gegevens uit een leerlingvolgsysteem. De toetsuitslagen mogen niet meer gebruikt worden om kinderen af te wijzen. We geven kinderen de kans zich te ontwikkelen, want op je elfde of twaalfde in groep 8 ben je daar nog lang niet klaar mee.

Dus let op meesters en juffen van de basisschool: jullie hebben een grote verantwoordelijkheid!

Het is een belangrijke taak voor het basisonderwijs om te zorgen dat de adviezen op een goede manier tot stand komen. Ze krijgt meer vrijheid en zal deze vrijheid op een verantwoorde manier moeten gebruiken. Niet uitgaan van uitstroomcijfers, maar van de kinderen die acht jaar hebben laten zien waartoe zij in staat zijn. Uitgaan van mogelijkheden van de kinderen, mits ze realiseerbaar zijn. Hopelijk kijken we over enkele jaren terug op een verbetering van de adviezen en een verlaagde afstroom binnen het voortgezet onderwijs.

Een laatste opmerking dan. Vanaf volgend jaar is de Eindtoets verplicht. Er zijn er inmiddels drie op de markt. De kinderen zijn al aangemeld en ingeschreven wanneer de uitslag van deze toets richting basisschool en ouders gaat. De toets is primair bedoeld om de opbrengst van scholen te meten en niet om een onderwijsniveau te adviseren. Wanneer de uitslag lager is dan het gegeven advies, verandert er niks. Wanneer de uitslag hoger is kan de school in overleg met ouders kiezen voor een heroverweging. Op basis daarvan zou er nog een verandering kunnen plaatsvinden. Eén toetsgegeven kan dus alsnog van invloed zijn, maar dan wel uitgaande van een positieve ontwikkeling bij kinderen. Zoals Arnold Jonker van de Inspectie van het Onderwijs  wordt geciteerd in het Haarlems Dagblad: ,,Een hoog advies stimuleert dat een kind een goed niveau haalt.’’

Het artikel over Finland vind je hier op de website van klasse.be

De hele toelatingsprocedure voor Zuid-Kennemerland en meer over de overgang PO-VO in deze regio is hier te lezen

Klik hier voor de onderwijsspecial in het Haarlems Dagblad

Leraar weet meer dan Cito

Marzano: over de invloed van de school en de leerkracht
Marzano: over de invloed van de school en de leerkracht

“Leraar weet beter wat goed is voor kind dan cito toets”, zo kopte NRC afgelopen weekend. Hoera, hoera! Eindelijk bevestiging van wat basisscholen al jaren weten en roepen.  Na acht jaar zou een school goed in staat moeten zijn een passend advies te geven, zonder daarbij af te worden gerekend op een momentopname zoals de citotoets is.

Voor de duidelijkheid: ook NRC gebruikt het woord citotoets niet correct. Het gaat hier om de Eindtoets van Cito. Elk jaar worden citotoetsen afgenomen bij kinderen en de gegevens hiervan worden gebruikt om de kinderen te volgen. Het zogenaamde leerlingvolgsysteem. In de regio Zuid-Kennemerland worden deze gegevens gekoppeld aan een uitstroomprofiel voor rekenen en begrijpend lezen. Zo heeft de school een beeld van de laatste jaren met het daarbij passende niveau. Wat niet wil zeggen dat het advies daar meteen op aansluit. Want voor een goed advies speelt meer mee. De Eindcito is een toets die dit jaar wordt verplicht en voor het eerst in april wordt afgenomen. Niet meer om kinderen en scholen af te rekenen, maar om scholen inzicht te geven in hun opbrengsten. Dat afrekenen hieruit geen gevolg is moet overigens nog maar blijken, gezien de negatieve tendens van school-ranking-lijstjes zoals in de Trouw en Elsevier.

Het werd tijd dat de landelijke politiek gaat vertrouwen in het basisonderwijs. Een korte rekensom: de Eindcito duurt zo’n drie ochtenden. Dat wil zeggen dat de kinderen daar ongeveer  tien uur mee bezig waren. Tot nu toe dacht men dat dat voldoende was om een gedegen advies te geven. Daar tegenover stond acht jaar basisonderwijs: bijna 8000 uur onderwijstijd. Lesgeven, observaties, toetsen. Als er één instituut is dat een passend advies kan geven op basis van feitelijke en betrouwbare informatie dan is dat wel de basisschool.

“Leerlingen uit groep acht die van hun leraar een hoger advies krijgen dan volgens de toetsresultaten op zijn plaats is, gaan in 73 procent van de gevallen na drie jaar nog steeds op dit hogere niveau naar school.” Zo blijkt uit het onderzoek van de onderwijsinspectie. Je zou kunnen zeggen dat 27 procent er dus naast zit. Zo werkt het niet. Je kunt als basisschool niet in een glazen bol kijken en voorspellen waar een kind op zal uitkomen. Er gebeurt veel met kinderen tussen de 11 en 17 jaar en het is onmogelijk rekening te houden met de omgeving van een kind, zowel thuis als op school. Maar blijkbaar lukt het toch om in driekwart van de gevallen een niveau te adviseren dat na drie jaar nog steeds passend is. Ondanks alles wat in de tussentijd kan gebeuren. Een knappe prestatie.

Fijn dat hoofdinspecteur Arnold Jonk aangeeft dat niet alleen cognitieve vermogens, maar ook doorzettingsvermogen, motivatie en wat mij betreft zelfstandigheid een belangrijke invloed heeft op het wel of niet kunnen halen van een bepaald onderwijsniveau.

In het artikel wordt gewezen op de toenemende druk van ouders, die in veel gevallen een hoger niveau eisen dan in eerste instantie wordt gegeven. Arnold de Jong prijst de betrokkenheid van ouders en hun kritische blik. Dat kan ik beamen, met wel een belangrijke kanttekening voor de ouders. Hoe een kind zich thuis gedraagt en ontwikkelt, is niet per definitie hetzelfde als in een klassensituatie waarbij het zich voor een groot deel zelfstandig of in samenwerking met andere kinderen moet zien te redden. Wanneer er sprake is van individuele aandacht zijn de resultaten vaak beter. In het voortgezet onderwijs wordt tot op heden, gelukkig, geen individuele lessen gegeven en dus zal de zelfstandigheid, concentratie en taakgerichtheid in een klassensituatie een grote rol spelen. Iets dat thuis niet te meten is. Ik heb tenminste in acht jaar tijd nog nooit een kind gehad dat uit een gezin van 29 kinderen kwam.

Ik wil nog één belangrijk onderdeel uit het artikel naar voren halen. Arnold de Jong pleit voor echte brugklassen, brede brugklassen waarbij kinderen de kans krijgen zich te ontwikkelen. Ik onderschrijf dat volledig. In de regio Zuid-Kennemerland zijn er nog maar twee scholen met gemengde brugklassen, en zelfs bij hen kun je je twijfels hebben over de uitvoering. Kinderen worden steeds vroeger in ‘hokjes’ gestopt. Misschien niet letterlijk, hoewel je daar soms met ruim 30 kinderen in een klaslokaal wel van kan spreken. Maar wel door ze zo vroeg mogelijk op één niveau in te delen. Kinderen zijn in groep acht niet uitontwikkeld. Een zekere indeling kan, maar blijf ze uitdagen en geef ze de kans door te stromen of af te stromen, zonder daar de scholen meteen op af te rekenen. Vooral dat laatste zorgt voor de keuze voor veiligheid op een school voor voortgezet onderwijs. De afrekencultuur vanuit de inspectie is niet altijd gemakkelijk voor het voortgezet onderwijs. Ik ben benieuwd wat Arnold de Jong en zijn collega’s daaraan gaan doen, want scholen kunnen het niet alleen.

Het is belangrijk dat scholen in het basisonderwijs hun advies de komende jaren goed en kundig beargumenteren. Zowel op basis van cognitieve gegevens zoals het leerlingvolgsyteem en toetsen als de gegevens die wij op school het ‘kindbeeld’ noemen: vaardigheden die een kind nodig heeft om een bepaald niveau aan te kunnen. En daarbij is het belangrijk uit te gaan van wat een kind wél kan en misschien nog meer kan ontwikkelen in plaats van de ‘foto van dat moment.’

Laat hieronder een reactie achter!